Fasering
Op de woongroep wordt er, ongeacht welk traject wordt gevolgd, gebruik gemaakt van fasen. De fasering maakt het voor de jongere en begeleider inzichtelijk waaraan gewerkt wordt. Het werken in fasen brengt ook met zich mee dat er sprake is van vooruitgang. Per fase zijn er andere verwachtingen van de jongeren, krijgen zij meer vrijheden en verantwoordelijkheden. Er is op de Oase sprake van drie fasen: Wenfase, Werkfasen en Vertrekfase.
In de Wenfase krijgt de jongere de tijd om te wennen en wordt er geprobeerd om beter zicht te krijgen in de wensen, mogelijkheden, beperkingen, sociale vaardigheden, draagkracht en psychisch functioneren, omgevingsfactoren en systeem. De begeleiding observeert de jongere in deze fase en zal inventariseren over welke vaardigheden een jongere al beschikt. Op basis hiervan kunnen de doelen van het handelingsplan dan ook geformuleerd worden. De Wenfase betreft ongeveer de eerste 6 tot maximaal 12 weken dat een jongere op de Oase verblijft. Na de Wenfase gaat een jongere werken aan de doelen in de Werkfase. Deze fase bestaat uit verschillende subfasen met elk opbouwende verwachtingen, vrijheden en verantwoordelijkheden. In de Werkfase wordt ook eventueel IAG ingezet. Een jongere komt in de Vertrekfase als hij/zij binnenkort naar huis zal gaan of zelfstandig/begeleid zal gaan wonen. In de Vertrekfase is het hoofddoel de voorbereiding op het vertrekken naar de volgende woonplek.